Joep Rooijakkers - specialist of allrounder

De Epagneul Breton specialist of allrounder?

Joep Rooijakkers


juni 2024


Omdat de jacht op patrijs, hout- en watersnip in Nederland al lang verleden tijd is en ook de fazant hier vaak niet meer “ouderwets” bejaagd kan worden, dreigt de praktische knowhow betreffende het meest specifieke werk met de staande hond verloren te gaan. Gevolg is, dat menig staande hondenras door veranderende opvattingen omtrent vereiste eigenschappen steeds meer richting spaniel of retriever gefokt én opgeleid gaat worden. Het “deert niet” dat de staande hond geen interesse (meer) toont om in het open veld met hoge neus de wind op te gaan op zoek naar een punt op patrijs of fazant “die er immers toch niet meer zit!”. Als hij goed ”kort” blijft, in zware dekkingen het wild kan opdrijven en na het schot in alle omstandigheden het stuk binnen brengt, wie maalt er dan nog om, dat hij niet of nauwelijks meer zal voor staan!

Hoe anders denkt de echte Bretonliefhebber hierover! 


Hoewel de Breton beslist behoort tot de groep van Continentale Staande Honden, waaraan ook na het schot hoge gebruikseisen gesteld mogen worden, is er in tegenstelling tot bij veel andere staande-honden-mensen, bij de ware Bretonnier één nadrukkelijk hoofddoel: behoud en verbetering van de jagende eigenschappen vóór het schot! De erfelijke kwaliteit van het met hoge kophouding en ruim jagend vast maken en voorstaan van veerwild staat bij hem in alles voorop! 

En dat moet ook zo blijven!


Het aanleren van bepaalde gedrags- en gehoorzaamheidsregels (ook wat betreft het apport) vindt diezelfde Breton-liefhebber echter vaak bijzaak en wordt soms zelfs met enige arrogantie van de hand gewezen. Deels is dit zeker te verklaren uit de wat zuidelijke mentaliteit die zich tegelijk met de liefde voor dit Franse ras, van de Nederlandse Bretonnier lijkt te hebben meester gemaakt. Deels ook is dit zeker het gevolg van het feit dat de veldwerkliefhebber vaak denkt dat de specifieke kwaliteiten vóór het schot zouden lijden onder de “onnodige” dressuurdruk als gevolg van de in Nederland gangbare  apporteer- en gehoorzaamheidseisen.


Het klopt, dat de “eigenwijze” Breton in het algemeen niet blaakt van de goede wil als het gaat om de toepassing van de regels uit “het rode boekje”:

  • Liever lapt hij de kunstmatige oefeningen van zijn baas aan diens laars op jacht naar “le gibier naturel”.
  • Liever kiest hij bij het “Uitsturen” zijn eigen “lijntje” op de wind in plaats van zich in een gedwongen richting te laten “vrij” sturen.
  • Liever waaiert hij bij het “Komen op bevel” wat ruim uit de bocht in plaats van op z’n hakken te keren en een model ”komvoor” te etaleren.
  • Liever maakt hij bij het “Markeerapport te land” eerst nog een slagje onder de wind langs alvorens het stiekem toch wel gemarkeerde wild te apporteren.
  • Liever loopt hij bij het “Apport van verre loper” met hoge kophouding tien meter onder het sleepspoor langs om op zijn eigen wijze te laten zien, dat het zo ook kan. 


Want… het jagen op de wind blijft zijn geliefde spelletje. 

Voor meer uitgebreide informatie verwijs ik graag naar mijn bijdrage over Opvoeding, Training en Dressuur in het boek “de Continentale Staande Hond” van Nel Barendregt.

Beide foto's JouJou op de Nimrod 2023 met een nijlgans. Foto's : Nimrod fotograaf (Erik Verzijl?).

Het kost daarom soms toch wel enige deskundige moeite om hem betrouwbaar aan het apporteren te krijgen. Een spelenderwijs verkregen apport (zo hij daartoe al te verleiden is) is voor een Breton te vrijblijvend en zal op cruciale momenten vaak tot teleurstellingen leiden. Wanneer het apport echter stapje voor stapje vriendelijk doch dringend wordt aangeleerd, is de Breton in staat om naast zijn kwaliteiten vóór het schot ook als betrouwbaar en gretig apporteur door het leven te gaan.  

Daarnaast moet de Breton de mentaliteit bezitten om zowel ”groot” als ook "klein” te kunnen jagen. Ook het kunnen werken in dichte dekkingen en moerassige omstandigheden moet vanuit zijn Bretonse oorsprong als specialist op hout- en watersnip in ere worden gehouden.


Naast de prijzenswaardige voorliefde van de Bretonliefhebber voor het pure spel op de wind, zou er onder hen meer interesse, meer knowhow en meer waardering moeten zijn betreffende de in de breedte opgeleide praktijkhond. Want de Breton is vanaf zijn ontstaan altijd allround en praktijkgericht geweest en hij werd en wordt in allerlei velden, moerassen, bossen en bergen over de hele wereld breed ingezet om de jager vóór en na het schot als betrouwbare helper te dienen. 


Het zou goed zijn als we vaker een Breton zouden zien, die behalve op de veldwedstrijden ook in de jachtpraktijk en op de diverse proeven zijn mooie werkprestaties kan tonen. Want eigenlijk zijn we samen ook een beetje schuldig aan de misvatting, dat de Breton eenzijdig zou zijn en te gevoelig is voor de meer dressuurmatige zaken. 

In vergelijking met de Duitse staande hondenrassen is de Breton inderdaad wat gevoeliger van aard. De ijzeren vuist in de fluwelen handschoen is terecht altijd al een aanbevolen middel geweest. De gevoeligheid van de rechtgeaarde Breton betekent echter niet dat hij daardoor minder veelzijdig zou zijn. Ongevoeligheid is namelijk een groter probleem. Want hoe kun je een ongevoelige hond op een fatsoenlijke manier begrip en discipline bijbrengen…?


Succes allemaal met het verbreden van de mogelijkheden van je speciale allrounder!